2.9.1 Algemeen

Er kan onderscheid gemaakt worden tussen profielen die door en door wit of lichtgekleurd zijn volgens NEN-EN 12608 en profielen waarbij een gekleurde laag op de profielen is aangebracht volgens NEN-EN 7034-2. Bij profielen met een gekleurde laag kan deze laag, per profiellengte, afhankelijk van het kleursysteem, tijdens of na het extruderen worden aangebracht. Gevelelementen kunnen ook achteraf voorzien worden van een laklaag op het zichtvlak. Uitsluitend bij verdiepte profielen met een temperatuurgradiënt groter dan 59° C moet voldaan worden aan § 4.3.2. uit beoordelingsrichtlijn BRL 0702.

2.9.2 Kleursystemen

De volgende kleursystemen of kleurtechnieken kunnen worden onderscheiden:

  • witte of lichtgekleurde profielen volgens NEN 12608. Het kleurpigment is een onderdeel van de receptuur;

  • witte of lichtgekleurde profielen met aan de buitenzijde een kleurlaag volgens NEN 7034-2:

  • profielen met een gecoëxtrudeerde laag van doorgekleurd pvc op het zichtvlak;

  • profielen met een gecoëxtrudeerde laag van doorgekleurd PMMA op het zichtvlak;

  • profielen voorzien van een folie op het zichtvlak;

  • profielen voorzien van een laklaag op het zichtvlak;

  • elementen voorzien van een laklaag op het zichtvlak.

2.9.3 Kleurechtheid

De kleurechtheid van de genoemde kleursystemen is afhankelijk van de toegepaste kleur en de kleurtechniek. Een lichte kleurverandering is toegestaan. Deze mag echter niet gepaard gaan met het ontstaan van vlekken of strepen die de constantheid van de kleur ongunstig beïnvloeden. De kleurverandering die is toegestaan is vastgelegd in NEN 7034-2 en NEN-EN 12608. Daarnaast geeft de toeleverancier van de profielen de toe te passen maximale lengtes per kozijntype en per kleur aan. Aanvullende producteisen kunnen zijn duurzaamheid, kleurechtheid, oppervlaktetemperatuur en vormveranderingen ten gevolge van opwarming.