4.14 Glaslatten

Glaslatten dienen, indien mogelijk, aan de binnenzijde te worden aangebracht en moeten via de afdichtingrubbers voor een goede afdichting zorgen.
Buitenbeglazing is toegestaan indien in de gebruikstoestand het (glas)paneel niet meer vanaf de binnenzijde uitneembaar is (bijvoorbeeld vóór muurwerken, kolommen, eventueel bestaande borstweringen, etc.). Bij buitenbeglazing moet, zo nodig, de inbraakwerendheid worden gewaarborgd.
De glaslatconstructie behoort zodanig te zijn dat ook na herhaalde demontage voldoende bevestiging gewaarborgd is.      
Deze eis van herhaalde montage geldt niet voor speciale constructies, zoals inbraakveilige constructies.
Verder mogen de glaslatten onder invloed van temperatuurwisselingen niet vrijkomen van de hoofdprofielen.
Bij buitenbeglazing mogen de glaslatten ook niet eenvoudig en zonder beschadigingen kunnen worden verwijderd.
Bij glaslatten mag de naad niet meer zijn dan 0,5 mm.