5.7.3.1 Algemeen

Over het algemeen kan goed aan deze eisen worden voldaan, indien de nodige aandacht wordt besteed aan een zorgvuldige materiaalkeuze en het maken van tijdige en goede afspraken met de andere partners op de bouwplaats (onder andere over maattoleranties).
Verder dienen de belangrijkste bouwfysische principes goed te worden toegepast op de specifieke projectgebonden situaties. Het is van belang dat het resultaat van deze inspanningen van de gevelconstructeur eenduidig wordt vastgelegd. Hiertoe zijn tekeningen met aansluitdetails het geëigende middel. Deze dienen tijdig op de bouwplaats aanwezig te zijn. De montage dient ook daadwerkelijk te worden uitgevoerd volgens deze tekeningen. Indien plaatselijke onvoorziene omstandigheden noodzaken tot afwijken, is een terugkoppeling en fiattering van de gevelconstructeur vereist.

5.7.3.2 Tekeningen

De tekeningen met betrekking tot de aansluitdetails moeten de volgende elementen bevatten:

• principe van het verankeringsplan;

• de draairichting van de beweegbare delen;

• de plaats van de in- en uitwendige verstijvingskokers;

• de dagmaten van het bouwkundige kader waarin de elementen zullen worden geplaatst;

• de benaming van de toe te passen afdichtingsmaterialen en de relevante afmetingen.

5.7.3.3 Bouwkundig kader/koude- en vochtbruggen

Voor het ontwerpen van de aansluitdetails van een gevelelement aan de ruwbouw gelden de volgende eisen

a. de omringende bouwkundige constructie mag geen krachten uitoefenen op het kunststof gevelelement. Tevens dient deze constructie voldoende sterk en stijf te zijn om de optredende belastingen volgens de Eurocode af te kunnen voeren. Het dient tevens een lucht- en waterdichte, vlakke, haakse, en scheluwvrije aansluiting van VKG-gevelelementen mogelijk te maken;

b. het bouwkundige kader waarin de gevelelementen worden gemonteerd moet zodanig zijn uitgevoerd dat de krachten die op het gevelelement worden uitgeoefend (zoals windbelasting en eigen gewicht) via verankeringen en stelkozijnen worden overgedragen op de bouwkundige constructie;

c. de bouwkundige constructie dient geschikt te zijn om er een gevelelement aan te verankeren. Dit kan soms problemen geven, bijvoorbeeld bij vrijstaande borstweringsconstructies;

d. het gevelelement moet op een rechte, vormvaste en vlakke basis rusten (bijvoorbeeld een onderdorpel van een stelkozijn) en over de volle breedte van het kozijn zijn ondersteund;

e. bij het ontwerpen van de aansluitdetails moet rekening worden gehouden met de ruimte die nodig is om de ankers, scharnieren en dergelijke te kunnen plaatsen en afdekken (bijvoorbeeld draaivalramen). De ankers moeten zodanig zijn ontworpen dat een goede bevestiging mogelijk is;

f. lengteveranderingen van het kunststof gevelelement moeten altijd kunnen plaats vinden. In de ontwerpfase zal reeds rekening moeten worden gehouden met de verschillende maattoleranties en de thermische lengteveranderingen (zie ook § 5.7.2.2);

g. er moeten maatregelen worden getroffen om lucht- en waterinfiltratie vanuit de spouw te voorkomen. In de bouwkundige constructie moeten voorzieningen worden getroffen om vocht uit de spouw goed naar buiten af te voeren;

h. aansluitingen dienen zodanig te worden geconstrueerd dat er geen koudebruggen voorkomen of - indien dit constructief onvermijdelijk is – dat deze door middel van isolatie(materiaal) tot een minimum worden beperkt;

i. er mogen geen vochtbruggen in de aansluitconstructie voorkomen. Deze kunnen ontstaan door capillaire werking na een periode van zware regenval in combinatie met (zeer) zware storm;

j. afdichtingsprofielen die aan de buitenzijde worden gebruikt kunnen onder wind- en regenbelasting op den duur water doorlaten, onder andere door pompwerking. Voor opvang en gecontroleerde afvoer naar buiten van dit water moeten voorzieningen worden getroffen. Dit kan bijvoorbeeld door de eerder genoemde afdichtingsprofielen aan de buitenzijde (op de plaats van de onderzijde van de stijlen) plaatselijk te onderbreken;

k. het verdient aanbeveling de detaillering van de aansluiting zodanig te ontwerpen dat de montage van het gevelelement in meerdere fasen van de bouw mogelijk is. Het is wenselijk de gevelelementen in een zo laat mogelijk stadium van de bouw worden te monteren, om beschadigingen en vervuiling te voorkomen;

l. eventuele uitwendige verstijvings- en koppelingskokers (dit zijn niet de metalen verstijvingskokers die in de kunststof profielen zijn opgenomen) dienen aan de omringde bouwkundige constructie te worden verankerd. Het verdient aanbeveling deze uitwendige verstijvingen aan de binnenzijde van de gevel te plaatsen;

m. als bij een deurconstructie geen onderdorpel aanwezig kan/mag zijn, of als een onderdorpel van een ander materiaal moet worden gebruikt, moet aan de detaillering voor het bevestigen van de deurkozijnstijlen extra zorg worden besteed (bijvoorbeeld door een stalen hoekprofiel of dergelijke te gebruiken). Ook dient hier aan het gecontroleerd afvoeren van water extra aandacht te worden geschonken;

n. het verdient de voorkeur om aansluitingen op het bouwkundige kader zo veel mogelijk als opdekconstructie uit te voeren;

o. aanbevolen wordt zo veel mogelijke band-voegconstructie (‘droge’ aansluitingen) te gebruiken, of flexibel blijvende pur;

p. bij renovatie met (schoon) metselwerk aan de buitenzijde verdient het aanbeveling reeds in de ontwerpfase aan te geven dat de neggemaat van het nieuwe stelkozijn bij voorkeur kleiner of gelijk is aan de oude neggemaat. Dit om te voorkomen dat niet goed gevulde voegen van het metselwerk moeten worden afgedicht;

q. de VKG-gevelelementen dienen, met een maximale afwijking van 1 mm/m1, waterpas, te lood, haaks en vrij van scheluwvorming te worden gemonteerd. Dit alles met inachtneming van een tolerantie van plus of min 3 mm ten aanzien van de as- en stramienlijnen alsmede peilmaten;

r. bij gestapelde elementen dient tussen de elementen/puien onderling een lekdorpel - achter de onderdorpel - van het bovenste element te worden aangebracht, zodat het lekwater voor de koppelnaad langs de gevel stroomt;

Genoemde eisen gelden alleen voor ramen en deuren die voorzien zijn van een rondomlopend kader. De opdrachtgever kan voor deuren die hier niet van zijn voorzien expliciet speciale eisen voor de luchtdoorlatendheid aangeven.

Figuur 5a: aanduiding spellingmaten stelkozijn

A. Aanslagbreedte is minimaal 18 mm

B. Omtrekspeling buiten is minimaal 4 mm (+ ruimte voor eventuele rubbers of cellenband)

C. Opdek is minimaal 10 mm

D. Omtrekspeling binnen is minimaal 4 mm

5.7.3.4 Eisen aan stelkozijnen

In Nederland wordt een gevelelement verankerd met behulp van montage door middel van een (houten of kunststof) stelkozijn.
De ontwerper beschikt over een grote vrijheid met betrekking tot het ontwerpen van het stelkozijn. Het verdient aanbeveling het deel van het stelkozijn waartegen de gevelelementen worden gemonteerd zodanig te dimensioneren dat een optimale afdichting kan worden gerealiseerd. Hierbij kan worden gestreefd naar een zekere standaardisatie van vorm en afmeting.
Bij circa 18 ºC gelden de volgende afmetingen:

• het stelkozijn kan van hout of kunststof zijn. Dit stelkozijn dient voldoende sterk, stijf en duurzaam te zijn om de optredende belastingen volgens NEN-EN-1990 en 1991 duurzaam af te kunnen voeren. Het dient tevens een vlakke, haakse en scheluwvrije aansluiting van VKG-gevelelementen mogelijk te maken;
• houten stelkozijnen dienen te voldoen aan de KVT en er dient in alle gevallen een kunststof of rubber afdekprofiel rondom in het kader worden aangebracht zodat op een vlakke en gladde ondergrond kan worden aangesloten.

Figuur 5b.

Figuur 5c: Horizontale doorsnede van de kozijnaansluiting ter plaatse van de verankering aan het bouwkundig kader: bevestiging door middel van (verende) ankers