5.7.8.4 Bouwkundig kader

Het bouwkundige kader waarin het kunststof gevelelement in gemonteerd wordt, is voor een belangrijk deel bepalend voor de kwaliteit van de montage. Tijdens het ontwerpen van de aansluiting dient met een aantal belangrijke eisen rekening gehouden te worden. Het is van belang deze eisen nogmaals te controleren bij de montage:

a. De omringende bouwkundige constructie mag geen krachten uitoefenen op het kunststof gevelelement. Tevens dient deze constructie voldoende sterk en stijf te zijn om de optredende belastingen volgens NEN-EN 1990 en NEN-EN 1991 te kunnen afvoeren. Het dient tevens een lucht- en waterdichte, vlakke, haakse, en scheluwvrije aansluiting van VKG gevelelementen mogelijk te maken.

b. Het bouwkundige kader waarin de gevelelementen worden gemonteerd moet zodanig zijn uitgevoerd dat de krachten die op het gevelelement worden uitgeoefend (zoals windbelasting en eigen gewicht) via verankeringen en stelkozijnen worden overgedragen op de bouwkundige constructie.

c. De bouwkundige constructie dient geschikt te zijn om er een gevelelement aan te verankeren. Dit kan soms problemen geven, bijvoorbeeld bij vrijstaande borstweringsconstructies.

d. Het gevelelement moet op een rechte, vormvaste en vlakke basis rusten (bijvoorbeeld een onderdorpel van een stelkozijn) en over de volle breedte van het kozijn zijn ondersteund.

e. Bij het ontwerpen van de aansluitdetails behoort rekening te worden gehouden met de ruimte die nodig is om de ankers, scharnieren en dergelijke te kunnen plaatsen en afdekken (bijvoorbeeld draaivalramen). De ankers moeten zodanig zijn ontworpen dat een goede bevestiging mogelijk is.

f. Lengteveranderingen door temperatuurschommelingen van het kunststof gevelelement moeten altijd plaats kunnen vinden.

g. Er moeten maatregelen worden getroffen om lucht- en waterinfiltratie vanuit de spouw te voorkomen.

h. In de bouwkundige constructie dienen voorzieningen aanwezig te zijn om vocht uit de spouw goed naar buiten af te voeren.

i. Aansluitingen dienen zodanig te worden geconstrueerd dat er geen koudebruggen voorkomen of – indien dit constructief onvermijdelijk is – moeten deze met isolatie(materiaal) tot een minimum worden beperkt.

j. Er mogen geen vochtbruggen in de aansluitconstructie voorkomen. Deze kunnen ontstaan door capillaire werking na een periode van zware regenval in combinatie met (zeer) zware storm.

k. Afdichtingsprofielen die aan de buitenzijde worden gebruikt kunnen onder wind- en regenbelasting op den duur water doorlaten, onder andere door pompwerking. Voor opvang en gecontroleerde afvoer naar buiten van dit water moeten voorzieningen worden getroffen. Dit kan bijvoorbeeld door de afdichtingsprofielen aan de buitenzijde (op de plaats van de onderzijde van de stijlen) plaatselijk te onderbreken.

l. Het is gewenst dat de gevelelementen in een zo laat mogelijk stadium van de bouw worden gemonteerd. Dit om beschadigingen en vervuiling te voorkomen.

m. Eventuele uitwendige verstijvings- en koppelingskokers (dit zijn niet de metalen verstijvingskokers die in de kunststof profielen zijn opgenomen) dienen aan de omringde bouwkundige constructie te worden verankerd. Het verdient aanbeveling deze uitwendige verstijvingen aan de binnenzijde van de gevel te plaatsen.

n. Indien bij een deurconstructie geen onderdorpel aanwezig kan/mag zijn of een onderdorpel van een ander materiaal moet worden gebruikt, moet aan de detaillering voor het bevestigen van de deurkozijnstijlen extra zorg worden besteed (bijvoorbeeld door middel van een stalen hoekprofiel). Ook dient hier aan het gecontroleerd afvoeren van water extra aandacht te worden geschonken.

o. Aanbevolen wordt zo veel mogelijk band-voegconstructie (‘droge’ aansluitingen) te gebruiken.

p. Bij renovatie met (schoon) metselwerk aan de buitenzijde verdient het aanbeveling dat de neggemaat van het nieuwe stelkozijn kleiner is dan, of gelijk aan de oude neggemaat.

q. De VKG-gevelelementen dienen, met een maximale afwijking van 1 mm/m1, waterpas, te lood, haaks en vrij van scheluwvorming te worden gemonteerd. Dit alles met inachtneming van een tolerantie van plus of min 3 mm ten aanzien van de as- en stramienlijnen en de peilmaten.

r. Bij gestapelde elementen dient tussen de elementen/puien onderling een lekdorpel – achter de onderdorpel – van het bovenste element te worden aangebracht, zodat het lekwater voor de koppelnaad langs de gevel stroomt. (VKG-Kwaliteitseisen en Adviezen® § 5.7.3.3)