4.1 Luchtdoorlatendheid

De luchtdoorlatendheid van VKG-gevelelementen kan van invloed zijn op het comfort in een ruimte en op de energiezuinigheid van een gebouw. Voor wat betreft het comfort is het van belang dat onder extreme omstandigheden ofwel bij grote luchtdrukverschillen (storm) de gevelelementen niet te veel lucht doorlaten; voor wat betreft de energiezuinigheid is het van belang, dat de luchtdoorlatendheid bij kleine drukverschillen, te weten 10 Pascal, gering is. Een geringe luchtdoorlatendheid bij 10 Pascal heeft immers een positief effect op de grootte van de Energie Prestatie Coëfficiënt (EPC) van een gebouw. Hieronder zal op beide facetten nader worden ingegaan, zowel voor ramen en deuren.

Voor binnenpuien geldt alleen het gestelde onder § 4.7; voor afwijkende puien, zoals winkelpuien en entreepartijen, hardglazen deuren en (automatische) schuifdeuren geldt het onder § 4.5 gestelde.

4.1.1.1 Luchtdoorlatendheid ramen en deuren bij 10 Pascal conform het Bouwbesluit

Het Bouwbesluit stelt uit oogpunt van energiezuinigheid eisen aan de mate van luchttoetreding. Als eis geldt, dat bij een drukverschil van 10 Pa niet meer dan 0,2 m3/s lucht mag toetreden naar het totaal van verblijfsgebieden, toiletruimten en badruimten van een gebruiksfunctie. In dit verband is het dan ook van belang de mate van luchttoetreding te kennen door naden en sluitnaden bij een drukverschil van 10 Pa.

De luchtdoorlatendheid van ramen en deuren wordt bepaald met behulp van een beproeving in een proefkast overeenkomstig NEN-EN 1026. Daarbij wordt de luchtdoorlatendheid in m3/h gemeten bij drukverschillen van 50, 100, 150, 200, 250, 300, 450 en 600 Pascal. Op basis van die gegevens kan door interpolatie de luchtlekkage bij 10 Pa bepaald worden.

Voor ramen en deuren gelden de volgende prestatie-eisen bij een drukverschil van 10 Pa.

• Max. luchtlekkage van naden (rubber en ontmoetingen tussen profielen): 0,1 m3/h per strekkende meter;
• Max. luchtlekkage van sluitnaden: 0,3 m3/h per strekkende meter;
• Max. luchtlekkage van borstelafdichtingen tussen schuivende delen: 1,0 m3/h per strekkende meter.

Om te voorkomen dat bij de toetsingsdrukken volgens NEN 2778 een te grote luchtlekkage kan optreden geldt er een absoluut maximum en zijn er geen grotere luchtverliezen toelaatbaar dan:

• 0,5 m3/h per strekkende meter naad;
• 6,0 m3/h per strekkende meter sluitnaad;
• 9,0 m3/h per strekkende meter borsteldichting;
• Per lengte-eenheid van maximaal 100 mm over de omtrek van een sluitnaad, ter plaatse van scharnieren, is deplaatselijke bijdrage aan de luchtvolumestroom ten hoogste 1,8 m³/h.

De minimale toetsingsdruk waarbij deze eisen gelden bedraagt 150 Pa.
Toelichting: Onder naden wordt verstaan de ontmoeting tussen glas en het kozijn of de glaslat, alsook de ontmoeting tussen het kozijn en de glaslat. Bij buitenbeglazing bedraagt de naadlengte 1x de glasomtrek; bij binnenbeglazing 2x de glasomtrek.

Toelichting: Aangezien het in bepaalde gevallen wenselijk kan zijn om een aanname te doen voor de luchtlekkage van een gevelelement per m2, is in onderstaande tabel per type gevelelement aangegeven welke prestaties aangehouden kunnen worden.

Type Gevelelement Luchtdoorlatendheid in m3/h m2
Vaste delen 1,8
Elementen met beweegbare delen 6,5
Elementen met parallel beweegbare delen voorzien van een borsteldichting 18,5

4.1.1.2 Bepaling luchtdoorlatendheid in het kader van CE-markering

Door de luchtdoorlatendheid, na beproeving conform NEN-EN 1026, per m1 naad en m2 oppervlak grafisch weer te geven kan het beproefde gevelelement worden geklasseerd overeenkomstig klasse 1, 2, 3 of 4 van NEN-EN 12207.

Het beproefde element wordt geklasseerd op basis van het oppervlak en de lengte van de sluitnaad.
- Indien beide in dezelfde klasse vallen: het gevelelement wordt geklasseerd in deze klasse;
- Indien er 1 klasse verschil is: het gevelelement wordt geklasseerd in de beste klasse;
- Indien er 2 klassen verschil is: het gevelelement wordt geklasseerd in de tussenliggende klasse;
- Indien er meer dan 2 klassen verschil is: het gevelelement kan niet geklasseerd worden;

Figuur 4a: Classificatie luchtdoorlatendheid van ramen en deuren volgens NEN-EN 12207.

De tussenliggende waarden die tijdens de test worden gemeten kunnen uit figuur 4a afgelezen worden. Het testobject behoort tot een bepaalde klasse als geen enkel testresultaat de bovenste grenswaarde (dikke lijn) overschrijdt van die bepaalde klasse. Er mag van uitgegaan worden, dat ramen en deuren van gangbare afmetingen en voorzien van rubber afdichtingsprofielen (o.a. een middendichting ter plaatse van de sluitnaad) geklasseerd kunnen worden in klasse 4. Voor schuiframen en –deuren voorzien van borsteldichtingen kan uitgegaan worden van klasse 2.

Opmerking: het bovenstaande is niet van toepassing op zogenaamde vaste vakken of vaste beglazing. Er mag van uitgegaan worden, dat de naden in vaste vakken tot een toetsingsdruk van 650 Pa niet meer lucht doorlaten dan 0,5 m3/h per strekkende meter naad.

4.1.2 Luchtdicht bouwen

Indien de toepassing van kozijnen plaatsvindt in een zgn. “luchtdicht bouwen” project kunnen de (private) eisen voor luchtdoorlatendheid (veel) zwaarder zijn dan de zgn. qv;10-waarde in het bouwbesluit. Bijvoorbeeld kan een luchtdichtheidsklasse volgens NEN 2687 worden geëist. Het is van belang daarbij te onderkennen dat het hierbij om een prestatie van de totale gebouwschil gaat. Kunststof kozijnen op zichzelf én de aansluiting op het bouwkundig kader kunnen daaraan een belangrijke bijdrage leveren. Extra maatregelen in de assemblage van de kozijnen kunnen het eindresultaat positief beïnvloeden middels o.a:
 
• Dubbele luchtdichtingen in de draaiende delen.
• Aandacht voor de detaillering van kritische aansluitingen zoals b.v. aansluitingen glaslatten, T-verbindingen e.d.
• Goed knevelende meerpuntssluitingen.
• Eenzijdige afgeschuinde haakschoten
• Nastelbaar hang- en sluitwerk.

Minstens zo belangrijk is vooraf goed stil te staan bij de wijze van monteren van de kunststof kozijnen om en luchtdichte aansluiting te realiseren. Daarbij zijn de volgende aandachtspunten van belang;

• Het ambitieniveau (luchtdichtheidsklasse) voor het project
• Aandacht voor de inbouwdetaillering van kritische aansluitingen
• Bewuste keuzes van (gecertificeerde) afdichtingsmaterialen
• Waar mogelijk de naden/kieren afplakken.
• Waar mogelijk luchtdichtingen prefabriceren.
• Specifieke instructie voor de bouwplaatsmedewerkers.

Om er zeker van te zijn dat het beoogde resultaat in de uitvoering ook daadwerkelijk wordt gerealiseerd is het aan te bevelen om in deze fase aandacht te besteden aan;

• (Extra) kwaliteitscontroles op de bouwplaats tijdens de uitvoering
• Gerichte controle en(-metingen) na oplevering van de eerste elementen.

Meer informatie over luchtdicht bouwen is o.a. te vinden in het Publicatieblad luchtdichtbouwen van SBRCURnet.

Luchtdichtheidsklassen volgens NEN 2687