3. Glas en andere vakvullingen

In dit onderdeel wordt dieper ingegaan op de vulling van de vakken van de VKG-gevelelementen met glas of andere materialen. Achtereenvolgens komen aan de orde:

• glas en andere vakvullingen

• diktebepaling van glas

• glasspecificaties

• beglazingssystemen

• sponning

• steun- en stelblokjes

• thermisch gehard glas

• veiligheidsbeglazing

• beoordeling van glas bij oplevering

3.1 Glas en andere vakvullingen

In verband met de aan de constructie te stellen eisen kan de VKG-gevelelementenfabrikant alleen verantwoordelijkheid aanvaarden indien de beglazing en andere vakvullingen onder zijn verantwoordelijkheid zijn geleverd en aangebracht.

Glas en andere vakvullingen die in gevelelementen worden geplaatst dienen te voldoen aan de eisen die in NEN 2608 zijn gesteld. Als algemene eis geldt ook hier dat alle materialen die voor de vakvulling worden gebruikt elkaar niet zodanig mogen beïnvloeden dat hierdoor de geschiktheid voor de gezamenlijke functie vermindert.

Er gelden aanvullende eisen voor glas en andere vakvullingen die worden toegepast in gevelelementen met een onderdorpel lager dan 0,85 m boven vloerniveau en die grenzen aan vides, trappenhuizen en buitenlucht met een hoogteverschil tot de aangrenzende vloer of aansluitend terrein groter dan 1,0 m. Indien er voor doorvalbeveiliging geen andere maatregelen zijn getroffen, dient de vakvulling bestand te zijn tegen een lijnbelasting, een geconcentreerde belasting en een stootbelasting (zie ook Eurocode). Bij renovatie kunnen echter andere eisen gelden. Indien aan ramen en/of deuren een eis is gesteld met betrekking tot de inbraakwerendheid in een klasse volgens NEN 5096, kan inbraakwerende beglazing worden overwogen. Zie daarvoor onderdeel 9.Inbraakveiligheid.

3.2 Bepaling van de opbouw glas

De opbouw van het glas dient te worden vastgesteld overeenkomstig NEN 2608.

Glas van verschillende dikte en/of samenstelling, maar ook van verschillende leveranciers kan een verschil in kleur hebben. Hierdoor kan de kleurbeleving van verschillende naast of boven elkaar geplaatste ruiten anders zijn. Dit is een normaal verschijnsel. Daarnaast kunnen er bij glas dat bijvoorbeeld onder een hoek wordt geplaatst, reflecties optreden die in sommige situaties als hinderlijk worden ervaren. Bij meervoudig glas met grote afmetingen (vanaf circa 3 m2), een lengte:breedte verhouding van maximaal 1:2 (of andersom), en een relatief groot verschil in de glasdikten, kan een hinderlijke tijdelijke beeldvervorming optreden door bolling of holling van de zwakste ruit. Dit ontstaat door uitzetting of krimp van het glas in de spouw van het dubbelglas (isochore druk). Maatregelen zoals het beperken van slagschaduw over het glasoppervlak, afstand creëren tussen verwarming en glas (ca. 20 cm of meer) en het beperken van warmte absorberende vlakken achter het glas (gordijnen op ca. 15 cm of meer) verminderen ook het risico op thermische breuk. U kunt hierover het best contact opnemen met de glasleverancier.

3.3 Glasspecificaties

Voor termen en definities van de gangbare vlakglasproducten, bestemd voor het beglazen van gebouwen, verwijzen we naar NEN 1301. NEN 1303 definieert de benamingen voor de bewerkingen van de zijkanten van vlakglas en randen van gaten in vlakglas.

De volgende indeling kan worden gehanteerd:
• thermische isolatie (U);
• lichtdoorlatend (LTA);
• zontoetreding (g-waarde);
• geluidweren (dB(A));
• brandwerend (min.);
• letselbeperkend (klasse);
• inbraakvertragend (klasse);
• kogelwerend (klasse).

3.4 Beglazingssystemen

In de praktijk wordt meestal het drukvereffenende beglazingssysteem met droge beglazingsprofielen toegepast. Hierbij wordt uitgegaan van het principe dat na plaatsing van de ruit de omtrekspeling in open verbinding staat met de buitenlucht. De beglazing moet voldoen aan het gestelde in NEN 3576.

Bij de drukvereffenende beglazingssystemen

  • dient de sponning voorzien te zijn van de benodigde beluchtings- en afwateringsgaten. Deze openingen mogen geen verbinding vormen met de hoofdkamer (van het profiel) voor de verstijvingsprofielen.

  • In de onderdorpel met een lengte tot 600 mm moet minimaal één opening aanwezig zijn.

  • In langere onderdorpels dienen minimaal twee openingen aanwezig te zijn om het eventueel naar binnen gedrongen water naar buiten te kunnen afvoeren.

  • Een opening moet bestaan uit een gat van minimaal 8 mm doorsnee of een sleuf van minimaal 5 x 25 mm.

  • Afwijkende afmetingen van beluchtings- en afwateringsgaten zijn toegestaan, mits via een keuring is aangetoond dat ze voldoen.

U moet wel bedenken dat kleinere beluchtings- en afwateringsgaten sneller vervuilen en dus sneller aan onderhoud toe zijn. Zie voor inspectie, onderhoud en herstel NPR 3577. 

3.5 Sponning

In NPR 3577 worden aanwijzingen gegeven en eisen gesteld aan de sponningvorm, -hoogte en -breedte. De sponningvorm moet geschikt zijn voor het toegepaste beglazingssysteem. Bij beglazingssystemen met droogbeglazingsprofielen mag de sponninghoogte 14 mm bedragen, mits het rubberen droogbeglazingsprofiel de randafdichting volledig afdekt, er een nettoaanslag is van minimaal 10 mm en een omtrekspeling aanwezig is van minimaal 3 mm.

De eisen die aan de sponninghoogte worden gesteld hebben enerzijds te maken met de toleranties van de glasafmetingen en anderzijds met het beschermen van de glasrandverbinding (butylband) tegen uv-licht. In overleg met de opdrachtgever en met goedkeuring van de glasfabrikant zijn geringere sponninghoogtes toegestaan. Dit speelt met name een rol indien slanke constructies vereist zijn.

Bij alle glassoorten, dus ook bij bijzondere glassoorten zoals kogelwerend of brandwerend glas, moet u de eisen van de glasfabrikant voor de benodigde sponningvorm opvolgen.

3.6 Steun- en stelblokjes

De steunblokjes zijn bedoeld om het gewicht van het glas over te brengen op de profielen.

Bij isolatieglas moeten alle glasbladen volledig ondersteund worden over de totale dikte van de samengestelde ruit. Wanneer de afmetingen van het glasblad dit vereisen, kan het noodzakelijk zijn de blokjes boven de vaste punten in het raamwerk (ankers, schuifdeurwielen en dergelijke) te plaatsen. Stelblokjes dienen om de glasruit op zijn plaats te houden en te voorkomen dat de ruit met de sponning in aanraking komt.

De minimumlengte van de steunblokjes is:

• 50 mm voor ruiten tot 2 m2;
• 75 mm voor ruiten van 2 tot 3,25 m2;
• 100 mm voor ruiten van 3,25 tot 5 m2.

Voor stelblokjes is de minimumlengte 50 mm.
Voor beide soorten blokjes is de minimumbreedte gelijk aan de dikte van het glas plus de spouw vermeerderd met 2 mm. Het verdient aanbeveling met de leverancier van het isolatieglas overleg te plegen over de plaatsingsvoorschriften.
De steunblokjes mogen de afwatering en/of beluchting van de sponning niet belemmeren. Bij inbraakwerende gevelelementen dienen extra middenstelblokjes te worden aangebracht bij het middenslot of de sluitpunt en daar recht tegenover in de hangstijl. Meer informatie hierover staat in 9: Inbraakveiligheid.

3.6.1 Aandachtspunten

a. Gebruik geen stelblokjes in de bovendorpel als de oppervlakte van de ruit kleiner is dan 1 m2. Plaats bij ruiten met een oppervlakte groter dan 1 m2 in de bovendorpel op de aangegeven plaatsen een stelblokje.

b. Plaats in de stijlen boven altijd één stelblokje. Indien de oppervlakte van de ruit groter is dan 1 m2 ook beneden in de stijl een stelblokje plaatsen.

c. Bij dorpellengte tot 1 m één steunblokje gebruiken; bij grotere lengten twee steunblokjes plaatsen aan weerszijden van het scharnierpunt.

d. Breng stelblokjes in de stijlen aan bij in de fabriek beglaasde kozijnen.

3.7 Thermisch gehard glas

Thermisch gehard glas heeft verbeterde eigenschappen ten aanzien van sterkte en weerstand tegen temperatuurverschillen in de ruit. Er bestaan twee hoofdvarianten: ‘thermisch gehard glas ("toughened") of thermisch versterkt glas ("heat strengthened", voorheen ook 'half voorgespannen' genoemd.’ Voorspannen kan door middel van een thermische behandeling of in een chemisch proces, NEN 2608 spreekt alleen van thermisch versterkt of thermisch gehard glas. Bij breuk van thermisch versterkt glas, blijven de stukken scherfvormig (scherp). Bij breuk van volledig thermisch gehard glas ontstaan glaskorrels, die hooguit lichte schaaf- of snijwonden veroorzaken. Glas dat wordt voorgespannen moet van tevoren alle mechanische bewerkingen hebben ondergaan (boren, slijpen, etc.). Naderhand is dit niet meer mogelijk omdat bij het raken van de inwendige, aan trekspanningen onderhevige zone, de ruit in kleine stukjes uiteenspringt. Opgemerkt dient te worden dat thermisch gehard glas minder vlak is dan ongehard niet voorgespannen glas.

Het glasproduct kan verontreinigd zijn met nikkel-sulfide. Bij volledig thermisch thermisch gehard glas bestaat door de groei van verontreiniging het risico op spontane glasbreuk. Om dit breukrisico te verlagen kan er een heat-soak-test volgens NEN-EN 14179-1 uitgevoerd worden. Deze test kan echter niet honderd procent zekerheid bieden, maar de kans op spontane glasbreuk door nikkelsulfide insluiting wel sterk reduceren. Bij chemisch en half thermisch gehard glas is het risico op spontane glasbreuk nihil. Het bouwbesluit verwijst naar NEN 2608 voor de eisen welke gesteld moeten worden aan het toepassen van glas.

3.8 Veiligheidsbeglazing

In het Bouwbesluit worden geen materialen voorgeschreven; het Bouwbesluit stelt immers prestatieeisen aan gebouwen en/of onderdelen van gebouwen. Gelet op het bovenstaande is het dan ook logisch, dat NEN 3569 “Vlakglas voor gebouwen

– Risicobeperking van lichamelijk letsel door brekend en vallend glas” in het Bouwbesluit niet als relevante norm wordt aangewezen. Deze norm wordt echter wel vaak in bestekken genoemd.

Opmerking:

Doordat de NEN 2608 wordt aangewezen door het Bouwbesluit wordt ook Par.5.1.3.(5) van de NEN 2608 aangewezen. Deze is daardoor volgens de wet verplicht in zijn toepassing. Deze paragraaf omschrijft dat de toepassing van vlakglas niet mag leiden tot een onevenredige mate van letselschade als gevolg van het bezwijken. Om aan deze eis te voldoen kan de NEN 3569 toegepast worden.

Wanneer de opdrachtgever hier op gewezen is en dit toch niet wenst dient de VKG leverancier met de opdrachtgever in overleg te treden en dit schriftelijk te documenteren.

3.8.1 Categorieën gebouwen en ruimten

Volgens NEN 3569 moet bij verticaal geplaatst glas (hellingshoek van 800 tot 1000 ten opzichte van de horizontaal) letselwerende beglazing worden toegepast conform tabel Vereiste classificatie van het breukpatroon, waarbij onderscheid gemaakt wordt in scheidingsconstructies in gebouwen en ruimten met de volgende gebruiksfuncties:

a = Woningen, hotelkamers, bergingen, garages;

b = Kantoren, scholen, ziekenhuizen, gemeenschappelijke ruimten in woongebouwen en hotels;

c = Verkoopruimten van winkels;

d = Stations, sportgebouwen, horecagebouwen, parkeergarages;

e = Industriegebouwen, productieruimten, fabrieken;

f = Bibliotheken en archieven.

3.8.2 Deel van scheidingsconstructie of onderdeel van scheidingsconstructie

n onderstaande tabel Klasse-indeling van scheidingsconstructies zijn de scheidingsconstructies, waaraan conform NEN 3569 eisen worden gesteld, ingedeeld in klasse I of II.

Vereiste classificatie van het breukpatroon volgens NEN-EN 12600

Klasse-indeling van scheidingsconstructies

Voor isolerend dubbelglas moet het veiligheidsglas in ieder geval aan die zijde worden geplaatst waar de stootbelasting kan optreden, met uitzondering van dakbeglazing waarvan het veiligheidsglas aan de binnenzijde moet worden geplaatst.
Indien aan twee zijden een stootbelasting kan optreden, moeten beide zijden van veiligheidsglas worden voorzien.
Bij naar binnendraaiende ramen en deuren in franse balkons, die in gesloten toestand alleen aan de binnenzijde bereikbaar zijn, hoeft alleen de binnenzijde van het raam letselveilig te worden uitgevoerd. Bij deurconstructies zijn altijd beide zijden stootzijden.

De samenstelling van hellende beglazing, niet-vierzijdig opgelegde beglazing en doorvalveilige beglazing dient bepaald te worden aan de hand van NEN 2608 en/of NEN-EN 1990 en 1991.

3.9 Beoordeling van glas bij oplevering

Tijdens de bouwfase en de oplevering van een project komen regelmatig vragen, opmerkingen en klachten over hoe glas moet worden beoordeeld en welke normen hierop van toepassing zijn. In de meeste gevallen is in de spouw van het glas aangegeven welk type glas is gebruikt. Ook kun je voor de identificatie van het glas terugvallen op het CE-document, dat bij het glas wordt afgegeven. Hier behandelen we slechts enkele visuele aspecten. Voor een officiële beoordeling dient altijd de betreffende productnorm gehanteerd te worden. Onderstaande is met name bedoeld om vooraf te beoordelen of een klacht terecht is, zodat onterechte claims bij oplevering voorkomen kunnen worden.

3.9.1 Beoordeling isolerend dubbelglas

Voor het beoordelen van de visuele kwaliteit van isolerend dubbelglas moeten altijd de afzonderlijke glassoorten van het isolerende dubbelglas worden beoordeeld. De Europese productnorm voor isolerend dubbelglas, de NEN-EN 1279, verwijst hiervoor naar de normen voor de afzonderlijke glassoorten, zoals niet voorgespannen glas, gelaagd glas en gecoat glas.

3.9.2 Mogelijke afwijkingen

Voor het verloop in randhoogte bij isolerend dubbelglas staan in de Europese productnormen geen eisen, maar wordt verwezen naar de toleranties van de producent. In § 3.5 van dit onderdeel gaan we hierop in. Bij isolerend dubbelglas kunnen kleine (stof)deeltjes in de spouw op de afstandhouder liggen. Indien dergelijke kleine vervuilingen het doorzicht niet verstoren is dit geen reden tot afkeuring. De kleur van het glas is afhankelijk van de dikte, de toegepaste folies en coatings. Door het gebruik van verschillende glassoorten en/of samenstellingen kunnen onderling kleurverschillen ontstaan die niet te vermijden zijn.

Bij interferentie of kleurvlekken zijn in het glas olieachtige vlekken zichtbaar die zich verplaatsen als er op het glas druk wordt uitgeoefend. Interferentie is een natuurkundig verschijnsel en wordt niet als een fout in het product gezien. Het is in de meeste gevallen te voorkomen door ruiten van ongelijke dikte te gebruiken.

Condensvorming kan aan de binnen- en buitenzijde van isolerend dubbelglas optreden. Dit wordt veroorzaakt door een combinatie van temperatuur en hoge relatieve luchtvochtigheid en is geen fout in het product.
Indien condensvorming tussen de glasbladen (in de glasspouw) optreedt, is het isolerende dubbelglas niet meer luchtdicht en moet het worden vervangen.