4.20 Waterhuishouding

Dit onderdeel is niet van toepassing op binnenpuien.

Het is van belang dat zo veel mogelijk wordt voorkomen dat regenwater in sponningen dringt. Het water neemt vuil mee dat zich in de sponningen afzet. Vuil en water belasten de sponningomgeving, zoals afdichtingen en oppervlaktebehandeling.

De volgende maatregelen zijn van belang:

• onderlinge aansluiting van beglazingsrubbers en dichtingsrubbers moet van een geschikte, waar nodig elastische,afdichting worden voorzien om binnendringen van regenwater te voorkomen;

• de beglazingsdruk tussen de glasrubbers en de ruiten of panelen mag niet minder dan 500 N/m bedragen. Ter bescherming van de randverbinding mag bij gebruik van isolatieglas de beglazingsdruk een maximum van 1500 N/m niet overschrijden. Deze waarden gelden ook voor geschroefde glaslijsten over de gehele lengte;
• sponningbreedte, glasdikte en de stuik-drukeigenschappen van de beglazingsrubbers dienen op elkaar te zijn afgestemd;
• om te voorkomen dat regenwater in sponningen wordt aangezogen dient de luchtdruk in de sponningen zo veel mogelijk gelijk te zijn aan de luchtdruk buiten. Daartoe moeten de sponningen voorzien zijn van beluchtingsopeningen naar de buitenzijde en naar de binnenruimte zo luchtdicht mogelijk te zijn afgewerkt.
• bestand tegen vocht (bijv. kans op corroderen of kortsluiting).

De praktijk heeft geleerd dat ondanks de vele voorzorgsmaatregelen er toch regenwater in sponningen kan dringen. Het is daarom van belang dit water zo snel mogelijk en op geschikte wijze af te voeren. Als te kleine waterafvoergaten (zie § 3.4) bovendien als beluchtingsopeningen moeten dienen, vindt geen beluchting plaats doordat het water de gaten afsluit. Er ontstaat dan een waterkolom boven elk afvoergat. Als gezien de aard van de sponningconstructie en de waterafvoer zich een waterkolom in de sponning kan opbouwen, mag dat nooit tot gevolg hebben dat water komt op plaatsen die daar niet voor zijn ontworpen. Het opbouwen van een waterkolom in de sponning kan voorkomen worden door beluchtingsopeningen boven in de sponning aan te brengen.